Op de fiets naar mijn praktijk, word ik vriendelijk toegezwaaid door een beer. Een gele teddybeer, naast een paasmandje met narcissen in de vensterbank voor het raam. Twee huizen verderop glimlachen twee kleine pandabeertjes naar me. Een stukje verder staat voor het gordijn een oude versleten teddybeer, met een lapje op zijn oog. De beren zijn los in Nederland. Als een virus verspreiden ze zich door ons land en verschijnen ze achter de vensters van de huizen.
De beren voor het raam blijken te zijn overgewaaid te zijn uit Australië, gebaseerd op het prentenboek Wij gaan op berenjacht. Buurtbewoners zetten een beer achter het raam en kinderen gaan op zoek naar beren.
Waarom vindt dit idee zo’n navolging? Waar staan al die teddyberen voor? De beren doen me denken aan een situatie van jaren geleden. Ik was net gescheiden en mijn zoontje van zeven jaar treft me in de keuken in tranen aan.
‘Waarom huil je, mama? vraagt hij.
‘Ik voel me verdrietig en ook een beetje alleen’, antwoord ik hem, want ik wil hem geen leugens over mijn gevoelens vertellen. ‘Maar dat komt wel goed hoor’, stel ik hem gerust, want ik wil hem niet belasten met mijn verdriet.
‘Ok’, zegt hij en hij speelt weer verder met zijn lego.
Maar ’s avonds als ik naar bed ga, ligt zijn teddybeer op mijn kussen, met een briefje in kinderhandschrift:
‘ik zal je helpen liefe meit knufel mij maar’.
Die teddyberen voor de ramen gaan viraal omdat ze staan voor een troostende knuffel. De beren betekenen: wees niet bang. De beren zeggen: knuffel mij maar. We kunnen wel een knuffel gebruiken, in deze onzekere tijd van isolatie en 1,5 meter afstand. Hoe lang gaan we het volhouden zonder elkaars hand vast te mogen houden? Geen arm meer om een schouder te mogen slaan? Geen aai over een bol meer mogen geven, of een kus op de wang? Wat gebeurt er in een samenleving als we elkaar voor langere tijd niet meer mogen aanraken? Hoe houden we dat vol? Wat als je deze maatregel verstandelijk niet kunt begrijpen en lichaamstaal de enige taal is die je hebt, zoals jonge kinderen, maar ook ouderen met dementie en verstandelijk gehandicapten?
Fysieke nabijheid van een vertrouwde ander geeft een gevoel van veiligheid. Aanraking geeft een gevoel van geborgenheid, het lichaam kan ontspannen en de stress verdwijnt uit het lijf. Zeker voor kinderen is dit van levensbelang. Een beroemd experiment van de psycholoog Harry Harlow in de jaren zestig toonde dit al aan. In zijn onderzoek met resusaapjes bleek dat niet voedsel maar aanraking de belangrijkste factor was voor gehechtheid.
Knuffelen verhoogt trouwens ook de weerstand.
Mijn zoon, inmiddels 22, komt binnen.
‘Ha moedertje!’, en hij omhelst me stevig met zijn lange armen.
Even voel ik: o jee, mag dit wel? Hij blaakt van gezondheid en is niet besmet met het angstvirus. Toch voel ik me burgerlijk ongehoorzaam als ik mijn armen om hem heen sla.
‘Ha jongen.’
Ik huiver eerlijk gezegd van de voorspelde 1,5 meter samenleving. Ik wil aanraken en aangeraakt worden. Door mijn dierbaren natuurlijk, maar ook door mijn rebalancer die met haar technieken mijn lichaam weer in balans brengt en door mijn kapster die zo zalig mijn hoofdhuid masseert als ze mijn haren wast, en die nu allebei werkeloos thuis zitten. Ik wil mijn cliënten weer een hand kunnen geven. Ik wil niet leven in een wereld waarin ik de ander op de eerste plaats zie als potentieel besmettingsgevaar.
Gelukkig hebben we andere manieren van contact maken. (Beeld)bellen, mailen, Appen, kaartjes sturen, boodschappen brengen en zwaaien en zingen voor het raam. Fijn dat het kan en doe het vooral, maar het haalt het bij lange na niet bij je dierbare familielid of vriend in de armen te sluiten.
Met mijn nuchtere verstand begrijp ik de maatregelen en volg ik de regels: ik houd afstand, als het kan blijf ik thuis, ik was mijn handen.
Maar mijn hart slaat alarm: laten we de aanraking niet blijvend verliezen. Daarom hoop ik dat over een tijdje de ‘Free-hugs-beweging’ weer oplaait. Deze beweging, die zich wereldwijd verspreidde werd in 2004 gestart Juan Mann, toen hij moederziel alleen op de luchthaven van Sydney stond en zag hoe blij iedereen was die door een dierbare werd opgewacht en geknuffeld.
Voor nu zet ik een teddybeer voor mijn raam.